Ongeremd

Ongeremd

Ik ontneem mezelf de vrijheid om me af en toe lekker kind te voelen.  Ik ben namelijk bang om buiten de lijntjes te kleuren, iets te doen wat niet mag, letterlijk en figuurlijk uit de bocht te vliegen. Ik sta al te steigeren bij de kikkerachtbaan van Familiepark Drievliet bij het idee dat ik me moet toevertrouwen aan zo’n karretje dat me alle kanten op zwiept. Dit tot hilariteit van mijn kinderen. Pootje over met schaatsen, hard heuvel af op de fiets, scherpe bochten bij een auto-afrit, vliegen… ik word er niet blij van, want het voelt dan alsof ik geen controle heb over de situatie en er dus maar op moet vertrouwen dat het goed gaat. Als ik denk dat ik een situatie niet in de hand hebt, ga ik verkrampen. Negen van de tien keer voel ik mijn hart in mijn keel, krijg ik geen lucht en begin ik te trillen. Zie je wel, denk ik dan, ik moet het ook niet doen. Onzin natuurlijk, want er gaat helemaal niks mis. Dat karretje blijft echt wel in zijn rail, ik kan ook prima bochtjes rijden met auto en fiets en zelfs pootje-over lukt me als ik er niet bij nadenk. En zo is het. Ik denk er altijd te veel bij na. Ik prent mezelf die angsten in. Net als met al die dingen waar ik tegenop zie, omdat ik ergens denk dat ik er niet goed in ben of omdat ik bang ben voor een standje. En die ik – als ik mijn gedachten geloof – dan maar laat. En dat zijn er nogal wat. Het heeft ook altijd heeft met verwachting te maken. Of ik denk dat iemand iets van me verwacht, of ik verwacht het van mezelf.  Door erover na te denken rem ik mezelf af. Want de hartkloppingen, zweetaanvallen, tintelingen en soms duizelingen die ik krijg bij alleen al het idee, boezemen me pas echt angst in. Niet die activiteit die ik wil uitvoeren. Zucht, ontspan. Ik ben me weer bewust. De rem kan er af. Ik kan weer spelen.